Gedoopt in de R.K. Kerk te Lommel 10 november 1714, vader Adrianus Aerts, gedoopt te Lommel 5 mei 1689, moeder Anna Schena, gedoopt te Lommel 14 juli 1686 (Doopboeken 1676-1703 blz. 20 en 26 en 1704-1723 blz. 113); in 1739 lector aan het | 317 |
college Standonk, in 1742 licentiaat in de Godgeleerdheid te Leuven, van 1742 tot 1748 kapelaan te Schijndel en te Heeze, van 1748 tot 1763 pastoor van St. Jacob te 's-Hertogenbosch (Schutjes II blz. 157 en C. Thijs, Lommel blz. 35); 30 maart 1758 door de Staten-Generaal toegelaten als vicaris generaal van het bisdom 's-Hertogenbosch, doch eerst 15 maart 1763 door paus Clemens XIII van een behoorlijke missie voorzien (A.R.A. Secr. resol. Staten-Generaal 7398 d.d. 15 januari 1781); „Vicarius generalis Diosc. Buscod. possessionem pastoratus de Schijndel adiit 19 mei 1763” (S Schijndel 9 en 12); blijkens aantekening in het doopboek bleef hij tot 28 mei 1763 pastoor van St. Jacob (S 's-Hertogenbosch 62); verzocht 12 december 1780 aan de Staten-Generaal, in verband met zijn leeftijd, om een der te 's-Hertogenbosch geadmitteerde Roomse wereldse priesters als adjuct toe te laten (A.R.A. Req. Staten-Generaal 7819); overleden te Schijndel 13 augustus 1790 (S Schijndel 22); „Plene sui compos mortuus est, erecto in Deum animo, eaque fiducia qua moriuntur qui pii et fideles moriuntur” schreef Antonius van Alphen aan Jacob Aerts, sinds 7 juli 1763 pastoor van St. Oedenrode (S St. Oedenrode 7). | 318 |
Aerst, kapellaan te Schijndel 1725, pastoor van Heeze 1740, van St. Jacob 1748, besloot bij zijne benoeming tot vicarius apostoliek de openstaande pastorij van Schijndel te aanvaarden. | 330 |
A.R.M. Mommers, Brabant van generaliteitsland tot gewest II (1953) 317-318
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's Hertogenbosch II (1872) 157; IV (1873) 330